Albanië
Albanië
Republiek Albanië
Republika e Shqipërisë |
||||||
|
||||||
![]() |
||||||
Basisgegevens | ||||||
Officiële landstaal | Albanees | |||||
Hoofdstad | Tirana | |||||
Regeringsvorm | Parlementaire republiek met een meerpartijenstelsel (democratie) | |||||
Religie | Albanees-orthodox (~ 20%), islamitisch (12-75%), rooms-katholiek (~ 10%), niet godsdienstig (0-74%) [1] | |||||
Oppervlakte | 28.748 km² [2] (4,7% water) | |||||
Inwoners | 3.069.275 (2001)[3] 3.002.859 (2012)[4] (104,5/km² (2012)) |
|||||
Overige | ||||||
Motto |
Feja e Shqiptarit është Shqiptaria ('Het geloof van de Albanezen is het albanisme') (nationaal)
|
|||||
Volkslied | Hymni i Flamurit | |||||
Munteenheid |
Lek (ALL ) |
|||||
UTC | +1 (zomer +2) | |||||
Nationale feestdag | 28 november | |||||
Web | Code | Tel. | .al | ALB | 355 | |||||
Voorgaande staten | ||||||
|
||||||
Topografie | ||||||
![]() |
||||||
|
||||||
|
Albanië (Albanees: Shqipëria of Shqipnija), officieel de Republiek Albanië (Republika e Shqipërisë), is een republiek in het westen van het Balkanschiereiland. Het land grenst kloksgewijs aan Montenegro, Kosovo, Macedonië, Griekenland en de Ionische en Adriatische Zee. De hoofdstad en grootste stad van Albanië is Tirana in het centrum van het land, dat 421.286 (volkstelling 2011) van de in totaal meer dan 3,6 miljoen inwoners huisvest.
Albanië was eeuwenlang een uithoek van het Ottomaanse Rijk. In 1912 werd het land onafhankelijk en na de Tweede Wereldoorlog kreeg het onder Enver Hoxha een dogmatisch communistisch regime dat zich steeds verder van de rest van de wereld isoleerde. Sinds de val daarvan in 1991 is Albanië een parlementaire democratie. Vrijemarkthervormingen in het land hebben de weg opengesteld voor buitenlandse investeerders, met name in de energie- en vervoersinfrastructuursector.
Albanië is lid van de Verenigde Naties, de NAVO, de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa, de Raad van Europa, de Wereldhandelsorganisatie, de Organisatie van de Islamitische Conferentie en een van de oprichtende leden van de Unie voor het Middellandse Zeegebied. Op 28 april 2009 heeft het land bovendien officieel het EU-lidmaatschap aangevraagd.
Inhoud[verbergen] |
[bewerken] Geschiedenis
![]() |
Het gebied werd in de oudheid geregeerd door Illyriërs en Thraciërs en kwam later onder Romeins, Byzantijns en Ottomaans bewind. Albanië werd in 1912 onafhankelijk.
In de eerste jaren na het uitroepen van de onafhankelijkheid werd Albanië door verschillende buurlanden bestookt met milities en militaire acties. In januari/februari 1916 werd Albanië bezet door Oostenrijk-Hongarije in het noorden, en door de Bulgaren in het oosten van het land. Montenegro begon met een beleg van de stad Shkodër in noord-Albanië.
Aan het einde van de Eerste Wereldoorlog trokken de verschillende partijen zich terug. Als laatsten verlieten de Italianen in 1922 het land. In 1925 werd Albanië een republiek. Van 1928 tot 1939 was het een koninkrijk, maar in de jaren dertig werd het meer en meer afhankelijk van Italië, totdat Italië het land annexeerde in 1939. Na 1944 werd Albanië een satellietstaat van de Sovjet-Unie, waarmee het in 1961 brak vanwege de destalinisatiepolitiek van Nikita Chroesjtsjov. In 1968 verliet Albanië als eerste en enige land tijdens de Koude Oorlog het Warschaupact en werd het een bondgenoot van het communistische China, tot grote woede van de Sovjet-Unie.
De verkiezingen in 1992 maakten een eind aan de macht van de Communistische Partij en er werd een democratische overheid gevormd. In 1997 brak in het land anarchie uit, na de ineenstorting van piramidefondsen die veel beleggers tot een compleet bankroet had gedreven.
[bewerken] Geografie
Albanië is ruw en bergachtig, behalve de vruchtbare Adriatische kust. De Korab (2763 m), op de grens met Macedonië, is het hoogste punt van het land.
De belangrijkste rivieren van Albanië zijn de Drin, de Mat, de Shkumbin, de Vjosë en de Seman, maar de meeste zijn onbevaarbaar. De grootste meren zijn het Meer van Shkodër, het Meer van Ohrid en het Prespameer, alle ten dele buiten Albanië. Meer dan een derde van het land bestaat uit bossen en moerassen, meer dan een derde is weiland en slechts ongeveer een vijfde is gecultiveerd.
Albanië is niet rijk aan eilanden. Het land telt een tiental kleine onbewoonde eilanden voor de kust, plus een aantal nog kleinere eilanden in zijn meren. Het grootste eiland is Sazan, dat aan de ingang van de Golf van Vlorë gelegen is.
[bewerken] Steden
![]() |
De hoofdstad Tirana is met 421.286 inwoners (2011) veruit de grootste stad van het land. Durrës, dat de grootste haven van Albanië heeft en ook het nationale spoorwegknooppunt is, is de tweede stad (115.550 inwoners). Andere grote steden (bashki) zijn respectievelijk (inwoneraantal volgens de volkstelling van 2011):
- Vlorë (79.948)
- Elbasan (79.810)
- Shkodër (74.876)
- Kamëz (67.301)
- Fier (57.198)
- Korçë (51.683)
- Berat (36.467)
- Lushnjë (31.424)
Met uitzondering van Kamëz, een voorstad van Tirana, zijn de tien grootste steden van het land alle hoofdstad van een van de 36 districten (zie verder). Kashar en Paskuqan tellen, ofschoon ze niet het statuut van stad hebben, elk meer inwoners dan Berat en Lushnjë.
[bewerken] Bestuurlijke indeling
![]() |
Albanië is staatkundig onderverdeeld in 12 prefecturen (qarqe, enkelvoud qark), die op hun beurt weer verdeeld zijn in 36 districten (rreth, enkelvoud rrethe). Elk van deze prefecturen en districten heeft een bestuurlijk centrum; de hoofdstad van een prefectuur is steeds ook de hoofdplaats van zijn district.
De districten bestaan uit 373 gemeenten — de laagste bestuurslaag —, waaronder 65 steden (bashki, enkelvoud bashki) en 308 landgemeenten (komuna, enkelvoud komunë). Binnen de meeste gemeenten zijn verschillende nederzettingen te onderscheiden die niet over een eigen bestuur beschikken. In de komuna en buiten de stadscentra worden deze fshatra (enkelvoud fshat, 'dorp') genoemd; in de bashki heten de stadscentra zelf qytete (enkelvoud qytet, 'stad'). Tirana kent geen fshatra, maar is in elf mini-bashki ('minigemeenten') onderverdeeld.
[bewerken] Klimaat
Het kustklimaat is typisch mediterraan, met hete, droge zomers en milde, natte winters. Het bergachtige binnenland, vooral in het noorden, heeft strenge winters en milde zomers.
[bewerken] Demografie
Het ruwe en ontoegankelijke terrein van het land heeft het traditionele Albanië van zijn buren geïsoleerd, waardoor de etnische homogeniteit werd behouden. Ongeveer 95% van de bevolking is etnisch Albanees, 3% is Grieks en er zijn verspreide Vlach-, Bulgaarse, Servische en Roma-minderheden.[5]
Albanië kan worden beschouwd als een typisch Balkanland, maar het onderscheidt zich in een aantal opzichten van zijn naaste buren. De bevolking is tamelijk homogeen, de islam is er de dominerende godsdienst en de Albanese taal neemt binnen de Indo-Europese taalfamilie een aparte positie in.
De bevolking is sinds 2000 sterk gegroeid en concentreert zich in toenemende mate in de steden.
- Bevolkingsgroepen: Albanezen (95%), Grieken (3%), Macedoniërs, Serviërs, Bulgaren, Roma, Vlachen
- Bevolkingsgroei: 0,8% (gemiddelde 1980-2001)
- Analfabetisme: mannen 0,8%, vrouwen 1,7%[5]
Een groot deel van de etnische Albanezen woont buiten Albanië. In de eerste plaats in Kosovo (al bezien sommigen dat nog altijd als deel van Servië), waarmee er lang een grensgeschil is geweest. Na afloop van de Kosovo-oorlog (juni 1999) werd Kosovo door de VN onder internationaal bestuur geplaatst. Dit heeft geresulteerd in autonomie voor Kosovo en de facto onafhankelijkheid van Servië. 88% van de inwoners van Kosovo zijn Albanees (2000). Op 17 februari 2008 verklaarde het parlement van Kosovo eenzijdig, in overleg met de Verenigde Staten en het Europese Parlement, de onafhankelijkheid. In eerste instantie leidde dat tot erkenning van het merendeel van de NAVO-landen en die van de Europese Unie, op een paar uitzonderingen na. Kosovo wordt sindsdien erkend door 88 landen.[6]
Tevens is 25% van de bevolking van Macedonië etnisch Albanees (2002). Daarnaast een aanzienlijk aantal in Griekenland (Epirus) en kleine aantallen in Montenegro en Servië (afgezien van Kosovo). Sinds de Turkse verovering wonen de Arbëreshë in Zuid-Italië, eveneens van Albanese afkomst. De Albanese diaspora in West-Europa en in de Nieuwe Wereld is omvangrijk.
Albanië betekent zoveel als 'het land van de witte bergen'. De Albanese benaming Shqipëri betekent 'land van de adelaar'. Deze adelaar staat ook op de vlag, waarop hij zwart wordt afgebeeld tegen een rode achtergrond.
[bewerken] Taal
Het Albanees, de enige officiële taal, vormt een aparte tak binnen de Indo-Europese taalfamilie. De Shkumbinrivier, die het land ruwweg in tweeën verdeelt, scheidt sprekers van het noordelijke dialect, het Gegisch (1,8 miljoen sprekers in Albanië), van die van het zuidelijke dialect of Toskisch (2,9 miljoen). De Albanese standaardtaal is gebaseerd op het Toskisch. Naast het Gegisch (dat ook de voertaal is in het grootste deel van Kosovo) en Toskisch zijn er nog twee andere varianten van het Albanees, het Arberisch en het Arvanitika, die gesproken worden door Albanese minderheden in respectievelijk Zuid-Italië en Griekenland.
Overige talen in Albanië zijn het Grieks (60.000 sprekers), Vlach-Romani (60.000), Macedonisch (15.000), Aroemeens (10.000) en Servisch (5000).
[bewerken] Religie

Naar schatting is 70 % van de bevolking islamitisch (soenieten)[1] en 30 % christelijk. Van de christenen is ongeveer twee derde Albanees-orthodox en een derde katholiek.[5] Slechts een gering percentage van de Albanezen praktiseert zijn religie. De statistieken van het aantal mensen die geen geloof aanhangen verschillen nogal. Schattingen lopen uiteen van 0% tot 74%. Deze grote statistische verschillen zijn ook zichtbaar bij het aantal moslims.[1] De Albanese overheid heeft zelf geen recente religieuze statistieken.
De Gegen (Ghegen) zijn overwegend islamieten, de Tosken daarentegen meestal Grieks-orthodox. Katholieken vindt men vooral onder de Gegen.
In 1967 werd Albanië officieel tot atheïstische staat uitgeroepen, en tot 1990 waren alle moskeeën en kerken gesloten. Alle moskeeën en kerken in het land werden gesloopt of ingericht voor andere doeleinden. Gelovigen werden tijdens het regime van Enver Hoxha zwaar vervolgd en geestelijke leiders werden gedwongen de uitoefening van hun ambt op te geven.
[bewerken] Cultuur
[bewerken] Archeologische plaatsen
[bewerken] Bezienswaardigheden
[bewerken] Economie
![]() |
Albanië, dat in beide wereldoorlogen zwaar gehavend werd, heeft van alle Europese landen de laagste levensstandaard. Ongeveer 58% van de arbeidskrachten houdt zich bezig met de landbouw[5]; de meerderheid van de rest van de bevolking is betrokken bij één of andere vorm van industrie.
De economie van het land haperde vooral in de vroege jaren negentig van de twintigste eeuw toen Albanië snel van een strak gecontroleerd systeem tot een markteconomie probeerde over te gaan. Tijdens deze periode was het werkloosheidscijfer ongeveer 40%, maar tegen het eind van het decennium was dit weer gedaald tot 20%.
De landbouw werd vroeger gesocialiseerd in de vorm van collectieve en staatslandbouwbedrijven, maar in 1992 was alle landbouwgrond geprivatiseerd. Tarwe en graan, katoen, tabak, aardappels en suikerbieten worden gekweekt en vee wordt gefokt. Albanië is rijk aan delfstoffen, in het bijzonder olie, bruinkool, koper, chroom, kalksteen, zout, bauxiet en aardgas. De chemische industrie, mijnbouw, landbouwverwerking en de vervaardiging van textiel, kleding, timmerhout en cement zijn de belangrijkste industriële sectoren. Het land heeft verscheidene hydro-elektrische installaties. Door de economische neergang tijdens de jaren 90 blijft Albanië hoofdzakelijk een ontwikkelingsland.
De buitenlandse handel geschiedt voornamelijk via de zee. De uitvoer van Albanië bestaat voornamelijk uit de natuurlijke rijkdommen en levensmiddelen en de invoer vooral uit machines, andere industrieproducten en consumptiegoederen. De belangrijkste handelspartners zijn Italië, Griekenland, Turkije, Duitsland en China.[5] In de vroege jaren negentig werd Albanië lid van het Internationaal Monetair Fonds en van de Wereldbank.
[bewerken] Economische cijfers[5]
- Munteenheid: lek (ALL) (100 qindarka); koers: ALL 1 = EUR 0,0072 (2012)
- Bruto nationaal product: 12,96 miljard Amerikaanse dollar (USD 6000 per inwoner) (2008)
- Inflatie: 3,4% (2008)
- Werkloosheid: 12,5% (2008)
- Export: 1,34 miljard Amerikaanse dollar (2008)
- Import: 4,90 miljard Amerikaanse dollar (2008)[5]
- Importproducten: machines (16%), minerale stoffen (13%), textiel en textielproducten (11%), metaal en metaalproducten (9%), voedings- en genotmiddelen (9%)
- Importpartners: Italië (30,7%), Griekenland (12,5%), Turkije (6,9%), Duitsland (6,3%), Zwitserland (4,6%) en Rusland (4,2%) (2008)
- Ontwikkelingshulp: 319 miljoen Amerikaanse dollar aan ontvangsten (2001)[bron?]
[bewerken] Toerisme
![]() |
Door het strenge communistische beleid dat Albanië heeft gekend, en dat het land gedurende decennia grotendeels gesloten hield voor buitenlandse bezoekers, staat het toerisme in Albanië nog in de kinderschoenen, en is de infrastructuur naar West-Europese normen beperkt. De Albanese toerisme-industrie groeit echter elk jaar, en speelt een steeds prominentere rol in de Albanese economie.
De relatief ongerept gebleven Albanese kustlijn, met in het zuiden Sarandë en de Albanese Rivièra en in het noorden Durrës en Shëngjin, is nog steeds vooral populair bij de Albaneestaligen zelf, maar langzaam maar zeker trekt ze ook westerlingen aan. Andere troeven van Albanië zijn vooral de unieke cultuur en taal, ontstaan door de afwisselende overheersingen die Albanië in zijn woelige geschiedenis heeft gekend, de ongerepte berggebieden in het noorden en zuidoosten, en de bruisende steden, met name Tirana.
Reisgidsenuitgeverij Lonely Planet plaatste Albanië in 2010 op nummer één van haar top tien van te bezoeken landen in 2011.
[bewerken] Politiek
[bewerken] Politiek systeem

Albanië is een republiek met een parlement dat uit één kamer bestaat, de Volksvergadering van Albanië (Kuvendi i Shqipërisë), waarvan de afgevaardigden via algemene verkiezingen voor de termijn van vier jaar worden gekozen. Het parlement kiest de president voor een termijn van vijf jaar, en de president benoemt de premier. De uitvoerende macht wordt uitgeoefend door een ministerraad die door de premier wordt benoemd en door de president wordt goedgekeurd.
- President: Bujar Nishani (PD), sinds 24 juli 2012 (termijn: vijf jaar)
- Premier: Sali Berisha (PD), sinds 2005
- Minister van Buitenlandse Zaken en vicepremier: Edmond Panariti (LSI), sinds 2012
- Minister van Binnenlandse Zaken: Flamur Noka (PD), sinds 2012
- Volksvergadering: 140 zetels, termijn van vier jaar
- Zetelverdeling sinds de parlementsverkiezingen van 2009:
- Democratische Partij van Albanië (Partia Demokratike e Shqipërisë, PD): 67 zetels
- Socialistische Partij van Albanië (Partia Socialiste e Shqipërisë, PS): 65 zetels
- Socialistische Beweging voor Integratie (Lëvizja Socialiste për Integrim, LSI): 4 zetels
- Partij voor Gerechtigheid, Integratie en Eenheid (Partia për Drejtësi, Integrim dhe Unitet, PDIU): 2 zetels
- Republikeinse Partij van Albanië (Partia Republikane Shqiptare, PR): 1 zetel
- Partij van de Vereniging voor de Mensenrechten (Partia Bashkimi për të Drejtat e Njeriut, PBDNJ): 1 zetel
- Zetelverdeling sinds de parlementsverkiezingen van 2009:
De volgende parlementsverkiezingen in Albanië vinden normaliter plaats in maart 2013.
[bewerken] Staatshoofden
Bamir Topi's voorgangers als staatshoofd waren de volgende (sinds 1925):
- Koning Zog 1925-1939 (tot 1928 president)
- Omer Nishani 1944-1953 (communist)
- Haxhi Lleshi 1953-1982 (communist)
- Ramiz Alia 1982-1992 (communist, socialist)
- Sali Berisha 1992-1997 (democraat)
- Skënder Gjinushi 1997 (interim)
- Rexhep Meidani 1997-2002 (socialist)
- Alfred Moisiu 2002-2007 (partijloos)
[bewerken] Internationale betrekkingen
Sinds 1 april 2009 is Albanië lid van de NAVO[7], en op 28 april 2009 heeft het land officieel het lidmaatschap van de Europese Unie aangevraagd.[8]
In Tirana zijn 34 buitenlandse ambassades gevestigd, daarnaast zijn er over de rest van het land nog een viertal Griekse en Italiaanse consulaten verspreid. Albanië zelf onderhoudt 36 ambassades in het buitenland.
[bewerken] Verkeer en vervoer
De enige luchthaven in Albanië met lijndiensten is de luchthaven van Tirana, die in 2007 volledig werd vernieuwd. Albanië heeft geen nationale luchtvaartmaatschappij. 's Lands grootste maatschappij is de lagekostenmaatschappij Belle Air.
De Albanese spoorwegen zijn circa 677 kilometer lang (1986). Het spoorwegnet verkeert in slechte staat.
Het wegennet meet in totaal circa 18.000 kilometer, waarvan 5400 kilometer is geasfalteerd. De wegen zijn niet altijd in even goede staat. Vooral in het afgelegen zuiden is de weg op veel plekken versleten. Meestal zijn alleen de snelwegen en 'rode wegen' op een autokaart geasfalteerd. Sinds 2006 zijn er drie nieuwe snelwegen in aanleg die oost-west en noord-zuid met elkaar verbinden. De noord-zuid route is 440 kilometer lang en loopt van Hani i Hotit aan de grens met Montenegro via Gjirokastër tot aan de grens met Griekenland en Sarandë. De oost-west route begint bij de Griekse grens in Bilisht. De weg voert langs Pogradec vlakbij de Macedonische grens en Elbasan naar Durrës. De totale lengte is 279 kilometer. De route die reeds in gebruik is genomen verbindt Durrës met Kukës en de grensovergang met Kosovo, Qafa e Morinës. De lengte van deze verbinding bedraagt 170 kilometer.
Er zijn verbindingen per veerboot vanop het Griekse eiland Korfoe naar Sarandë, vanuit Bari (Italië) naar Durrës of vanuit het Italiaanse Brindisi naar Durrës of Vlorë.
Maak jouw eigen website met JouwWeb